Association of Investment Professionals in the Netherlands
My membership

De Grootste Show Op Aarde

Back to recent publications

In eerste instantie denk je misschien: Alweer een journalist die het succes van Joris Luyendijk’s ‘Dit kan niet waar zijn’ wil evenaren. Maar afgezien van de onnodig populistische titel, is dit een ander type boek. Geen boek dat de misstanden in de financiële wereld aan het licht wil brengen, maar een zoektocht naar een antwoord op de vraag: Wat is nu eigenlijk ‘de markt’ en wat moeten we ermee?

Het boek gaat over de reële economie. Haegens laat zien dat er een kloof is tussen theorie en werkelijkheid. Uiteraard komen er wel voorbeelden voorbij van recente marktschandalen, maar Haegens gebruikt deze voorbeelden om aan te tonen dat er geen evenwicht is tussen vraag en aanbod. Hij beargumenteert dat regelgeving een noodzakelijke voorwaarde is voor het goed kunnen functioneren van de markt.

De markteconomie

Haegens vraagt zich af of de term markteconomie wel de lading dekt. De naam heeft volgens hem invloed op de manier waarop we de economie beschrijven. Haegens: “Met een verkeerde naam kan het gebeuren dat je zomaar anderhalve eeuw lang vrijwel al je intellectuele energie besteedt aan een abstracte, uit de hand gelopen metafoor die slechts wensen van economen beschrijft, maar niet de werkelijkheid.”

Volgens de huidige theorie zouden bedrijven zich efficiënt op de markt moeten gedragen. Maar binnen die bedrijven gelden andere wetten en regels dan op de markt. Dit komt doordat er kosten gemoeid zijn met het gebruik van het prijsmechanisme, bijvoorbeeld juridische onderhandelingen. Binnen een bedrijf kun je langetermijnafspraken maken, maar erbuiten moet je contracten opstellen. Telkens weer.

Er is nog een deel van de economie dat standaard genegeerd wordt: het onbetaalde werk zoals huishouden en vrijwilligerswerk. Hier worden gemiddeld bijna net zoveel uren aan besteed als aan betaald werken. Hier gelden geen winsten of concurrentieverhoudingen. Machtsposities, daarentegen, doen er wel toe. Dit is een onderwerp waaraan de economie minder aandacht besteedt. Ook belangrijk in dit deel van de economie zijn altruïsme, empathie, idealisme, wederkerigheid en al die andere menselijke, ongrijpbare en niet kwantificeerbare fenomenen.

Leven we in een markteconomie? Als dat zo is, zouden we de hele dag calculerende individuen zijn. Maar in de praktijk zijn we ‘s morgens communist als we brood smeren voor de kinderen en zijn we overdag collega, werknemer. Dan calculeren we misschien een uurtje, misschien meer, misschien minder. ‘s Avonds zijn we weer vriend(in) of ouder en herinneren we ons vooral de momenten waarop we niet de homo-economicus waren. De momenten die niet tellen in de markteconomie.

 

Wat is de markt?

Als markteconomie niet de theorie is die we in praktijk zien en economie en markt niet hetzelfde zijn, wat is de markt dan wel?

Haegens constateert dat individuen dankzij marktwerking steeds meer keuzemogelijkheden hebben, maar steeds minder hebben in te brengen over waar het met de wereld naar toe gaat. Dat mag ook niet, want dan kunnen er onverwachte dingen gebeuren en daar wordt de markt nerveus van. Het debat over fundamentele keuzes (in de economie en daarbuiten) is vervangen door duizenden dagelijkse minikeuzes van de markt.

De ontwikkeling van de economie is volgens Haegens niet wat we uit de boekjes leren. De gebruikelijke theorie is dat eerst iedereen voor zichzelf zorgde, daarna kwam met specialisatie de ruilhandel op gang en tenslotte werd geld uitgevonden om de ruilhandel te vergemakkelijken. Haegens ziet de werkelijke ontwikkeling anders: eerst ontstonden schulden en daarna pas muntgeld. Dit muntgeld heeft nooit volledig de kredietsystemen weten te vervangen. Ruilhandel lijkt grotendeels een soort toevallig bijproduct te zijn van het gebruik van munten. Ruilhandel is iets dat mensen doen als ze op dat moment geen toegang hebben tot geld, in tijden van crisis dus.

Economische wetenschap is geboren uit angst en afkeer van de democratische staat. Het was een manier om ervoor te zorgen dat de rijken niet het financiële slachtoffer zouden worden van de arme meerderheid in een tijd waarin democratie in opkomst was. In die democratie eiste het grote publiek een plek op in de verdeling van de welvaart.

Op een bepaald moment verschoof het accent in de economische wetenschap van vooruitgang en groei (hoe worden mensen welvarend) naar de verdeling van schaarste. De term ‘de markt’, volgens Haegens “een tenenkrommend beperkte definitie die helaas nog altijd springlevend is”, kreeg hierbij een prominente rol toebedeeld.

In de loop van de geschiedenis vormden markten veelal slechts een beperkt onderdeel van de economie. De markt begon als locatie, een kraampje op het dorpsplein. Hier kon onder bescherming van een autoriteit relatief veilig handel worden bedreven. Later evolueerde de markt, via een algemeen coördinatiemechanisme in een volwaardig alternatief voor de staat, in een hyperintelligent en ultra-efficiënt wezen. Recent lijkt de markt een soort god die dicteert wat goed is en wat kwaad maar waarmee je zelf niet kunt communiceren. Het is eenrichtingscommunicatie.

Haegens beargumenteert dat er eerst een staat of andere vorm van regulering noodzakelijk was voordat de markten konden ontstaan. Markten gedijden op de vruchtbare grond van overheids- en religieuze bemoeienis of andere sociale en culturele verbanden. Die zorgen namelijk voor vertrouwen. Zo komt Haegens aan bij wat hij “de paradox van de markt” noemt.

 

De paradox van De Markt

Markten zijn slecht in langetermijnplanning. Om toch op de lange termijn te kunnen blijven bestaan, is een externe, strategische autoriteit nodig. Vroeger was deze partij een kasteelheer, een stadsbestuur, een gilde of een kerk. Zolang er maar voor vertrouwen gezorgd werd. Nu neemt de overheid deze rol op zich.

Zonder regels en bescherming is er geen vertrouwen en zonder vertrouwen is er geen groei mogelijk. De markt heeft structuur en regels nodig om te kunnen groeien. Markten zijn dus gebaat bij bureaucratie en regelgeving. Een vrije markt kan niet bestaan op de lange termijn. Hoe vrijer de markt, hoe imperfecter en inefficiënter zij is. Of, hoe perfecter de markt in economisch opzicht functioneert, hoe minder vrij zij zal zijn. Dit is de paradox van de markt: Hoe efficiënter een markt, hoe meer overheidsbemoeienis en bureaucratie.

Wellicht heeft Haegens zich, bij het schrijven van ‘De Grootste Show Op Aarde’, laten inspireren door het boek ‘Homo Deus (een kleine geschiedenis van de toekomst)’, geschreven door Yuval Noah Harari. Hierin is te lezen: “Het is niet goed de toekomst over te laten aan marktwerking, want de markt doet wat goed is voor de markt, niet wat goed is voor mens en wereld.”

 

in VBA Journaal door

Download
Subscribe to our newsletter