Association of Investment Professionals in the Netherlands
My membership

Kloofinstinct

Back to recent publications

Mensen hebben de neiging om de wereld in te delen in twee groepen: arm versus rijk, laagopgeleid versus hoogopgeleid en ontwikkelde versus opkomende landen. De vorig jaar overleden arts en statisticus Hans Rosling bedacht hier de term ‘kloofinstinct’ voor, omdat er tussen de twee groepen een imaginaire kloof zit – een diepe afgrond van onrechtvaardigheid. Volgens Rosling is het idee dat je de wereld kan indelen in twee afzonderlijke groepen een misvatting. Deze misvatting is zo hardnekkig dat deze in de hoofden van mensen alle wereldwijde verhoudingen vertekent.

Rosling heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar kloofinstinct. In zijn boek ‘Feitenkennis’ beschrijft Rosling hoe hij op basis van 13 simpele vragen de kennis van mensen over de wereld test. De vragen gaan veelal over de mate van ontwikkeling en de verdeling van welvaart in de wereld. Een voorbeeld:

In de afgelopen 20 jaar is het percentage van de wereldbevolking dat in extreme armoede leeft:

Het goede antwoord is C. In de afgelopen 20 jaar is het deel van de wereldbevolking dat in extreme armoede leeft bijna gehalveerd: een indrukwekkende prestatie! Gemiddeld geeft slechts 7% van de mensen het juiste antwoord op deze vraag. En dit betreft niet alleen laag opgeleide mensen. Ook universitair docenten, managers van internationale bedrijven, journalisten, politici en zelfs beleggers geven het verkeerde antwoord op deze en de andere vragen. Iedereen heeft blijkbaar een vertekend beeld van de wereld. De antwoorden zijn nog slechter dan ‘random’: ze zijn systematisch verkeerd. Volgens Rosling is er meer feitenkennis en minder kloofinstinct nodig om mensen bewust te maken van de ontwikkeling die de wereld doormaakt.

Rosling geeft ook een interessant inzicht in de verhouding tussen ontwikkelde en opkomende landen. Hij gebruikt hiervoor twee plaatjes. De plaatjes laten per land het aantal baby’s per vrouw en het kinderoverlevingscijfer zien. Het eerste plaatje toont de situatie in 1965. Hier is een duidelijke clustering van landen te zien. Het ene cluster van landen heeft grote gezinnen en een hoge kindersterfte. Hieronder vielen toen landen als China en India – de twee grootste bollen. Het andere cluster van landen heeft kleine gezinnen en een lage kindersterfte. Dit waren in 1965 vooral de westerse landen. Tussen de twee clusters is een duidelijke kloof zichtbaar. De wereld kon destijds inderdaad ingedeeld worden in ontwikkelde versus opkomende landen – in ieder geval op basis van de getoonde criteria.

Hoe anders is de situatie in 2017, oftewel maar ruim 2 generaties later. Vandaag de dag zijn in verreweg de meeste landen de gezinnen klein en komt kindersterfte zelden voor, ook in China en India. 85% van wereld zit al in het vak dat vroeger de ontwikkelde wereld werd genoemd. Slechts 6% bevindt zich in het vak linksonder. De rest valt ergens tussenin. De wereld is dus veranderd, maar opvallend genoeg de kijk op de wereld niet – tenminste niet in het hoofd van de westerlingen die nog steeds denken in de tweedeling ontwikkeld versus opkomend.

Hoe gaat de financiële sector dan om met deze definities? Het gros van de beleggers maakt nog onderscheid tussen beleggingen in ontwikkelde landen en opkomende landen. Ook risico-inschattingen worden vaak simpel weg afgeleid van de classificatie ontwikkeld versus opkomend. De definitie van opkomend of ‘emerging’ wordt door beleggers meestal overgenomen van index providers, zoals MSCI of JP Morgan. MSCI licht in een methodologie-paper toe dat op basis van drie criteria wordt bepaald of een land ontwikkeld of emerging is: 1) economische ontwikkeling, 2) liquiditeit en omvang van de markt en 3) toegankelijkheid van de markt. De laatste twee criteria zijn logisch vanuit het perspectief van een belegger. Interessanter is hoe de score op het eerste criterium wordt bepaald. Uit het paper blijkt dat hiervoor wordt gekeken naar het bruto nationaal inkomen per persoon. Dit moet voor ontwikkelde landen 25% boven de ‘hoge inkomensgrens’ van de Wereldbank liggen – en dat voor drie opeenvolgende jaren.

De Wereldbank hanteert vier inkomensgroepen, gebaseerd op het bruto nationaal inkomen per persoon in USD in 2016:

Hoog: > 12,236

Bovengemiddeld: > 3,956

Ondergemiddeld: > 1,006

Laag: < 1,006

In Nederland valt 68% van de bevolking in de hoogste inkomensgroep, wereldwijd is dit slechts 7%. Dit roept de vraag op of de definitie van MSCI niet al te streng is. Minder dan 7% van de bevolking voldoet aan de inkomenseis die geldt voor ontwikkelde landen. Vinden we echt dat een land pas ontwikkeld is als het gemiddelde inkomen zó hoog is? China valt in de bovengemiddelde inkomensgroep en wordt daarom door MSCI als emerging geclassificeerd. Dat terwijl de marktkapitalisatie van de Chinese aandelenmarkt inmiddels 10% van de wereld bedraagt en ik op ongeveer de helft van mijn kleding ‘made in China’ zie staan.

Het lijkt erop dat het kloofinstinct ook de financiële sector parten speelt. We zouden moeten ophouden met de simpele categorisering in tweetallen, die het doet voorkomen alsof er een kloof is tussen ontwikkelde en opkomende landen. Laten we op zoek gaan naar een andere methode om landen te categoriseren, een methode die meer recht doet aan de daadwerkelijke verschillen die er momenteel nog bestaan tussen de verschillende landen. Een methode die landen met een iets lager inkomensniveau niet uitsluit van investeringen. Dit zijn immers de mogelijke winnaars voor de toekomst. En laten we de risico’s van deze investeringen niet beoordelen op basis van alleen de nauwe MSCI classificatie ontwikkeld versus opkomend, want dat lijkt op basis van de ontwikkelingen een totaal achterhaald concept.

 

Referenties

 

in VBA Journaal door

Download
Subscribe to our newsletter